De abt van het Gerytgenscloester enerzijds en de keldermeester van Groot Auwert, jonkvrouwe Gratis Cammingha, namens de eigenerfden van nieuw bedijkte landen van Collom, en Geryt van Loo, commissaris vanwege zijn keizerlijke majesteit, anderzijds, verklaren een overeenkomst gesloten te hebben over het onderhoud en de aanleg van de dijk van de voornoemde nieuwe landen, waarbij beide partijen een deel van de bedijking toegewezen krijgen, welke oorkonde ondertekend wordt door Rynerus, abt van Jerusalem of Gerrikenklooster, Graetzye Kammygha en Joannes Recamp, abt van Adweert.

Up ten lesten dach van Mayo XV^c dertich,
zoe zijn vergadert binnen der stede van Leeu-
werden, ten huyse van Jan Rattaller, Rent-
meester Generael van Vrieslandt, den Pre-
laet van Gerytgenscloester an deen zijde,
ende de Keller van Groot Auwert ende Jonf-
frouwe Gratis Cammingha, vervangende
de andere Eijgenerfde van den nyeuwen
bedyckte Landen van Collom, mitsgaders
Geryt van Loo, als Commissaris vanwegen
den Keyserlicke Maiesteit an dandere zijde,
ende naer lange communicatie mitten anderen
gehouden, up te onderhoudenisse ende makinge
van den dijck, van den voorszeit nyeuwe landen
tot Collum, zijn daer van mitten anderen
overdraghen, in de manneren hier naer vol-
gende, te weten: dat den Prelaet van Gerytgens
cloester an hem nemen ende behouden zall, van
't oesteynde van den ouden dyck van Collom off
westwaerts naer de Grutze ende daer over,
alzoe veel dycx, als hem naer advenant van
den pondematen, die hij aldaer binnen bedijckt
heeft, toecommen ende denzelven dijck up
maken, onderhouden ende hoghen, achtervol-
gende de Kuer, die daer up den Dijckgraef
ende zijne bijsitten geordonneert ende geleyt sall
worden, ende oick tot zijne coste alleen behou-
den de costen die hij daer bij gedaen heeft, int
weder maken ende repereren van dat die
mitten water bevloyt ende innegebroecken
es geweest; ende de voorszeid Keijserlicke Maie-
steit mit die van Groot Auwert, Cammiga
en de anderen Eijgenerfde, zullen den voorszeid
dijck mit malcanderen blijven gemeen
behouden ende maecken, in de manneren
voorszeid ende wyr van zijndere zijdt in gebreke
is, den voorszeid dijck naer der ordonnantien
ende besteck, dat bij den Dijckgraeff ende
bijsitters daer up gemaect sall worden
te maicken, zall daer op beslegen worden van
boeten ende bruecken, als men dat van outs
gewoenlick ende gecostumeert is van doen,
ende sal de voorszeid Keijserlicke Maiesteit
de prelaten van Auwert, Gerytgenscloester
ende jonffrouwe Gratus Cammigha, elck
een van den Bijsitters nomineren omme
metten Dijckgraeff den voorszeid dijck te be-
schouwen ende recht daer up te doen; ende
versochten de voorszeid parthijen. Van gundt
dat voorszeid is acte ende in thinhouden
van desen bij den Hove van Vrieslandt ge-
condempneert te wesen. Des t' orkonde,
zoe hebben wij Prelaet van Gerytgencloester
ende bovengenoemde Personen dit onder
teyckent, up ten 11^den dach van Junio
XV^c dertich.
(was geteekent)
Heer Reynerus, Abbet in Jherusalem
ofte Gerrikenkloester scripsit.
Graetzye Kammygha
Heer Joannes Recamp, Abbt te Adweert
G. Loo

x

x

Archief	Groninger Archieven
Fonds	Kloosterarch.
Toegangsnummer	172
Inventarisnr.	46
Regestnr.	1025*
Olim	Reg. Feith 1530.6.
Jaar	1530
Datumcode	1106

x

x

Materiaal	papier

x