Een Friese inventaris in Groningen


Groninger Archieven, Familiearch. Van Ewsum, inv.nr. 462, reg. 18, 1397Oorkonde van de maand
Groninger Archieven, Familiearch. Van Ewsum, inv.nr. 462, reg. 18, 1397 (fae018); gedrukt: Oorkondenboek van Groningen en Drente, nr. 948 (ogd0948).

Deze 'oorkonde' betreft een akte van aanbreng van een aantal roerende goederen van Peye Eelkama alias Alardisma, zoals: vee, geld, verschillend beddengoed, kleding en kledingversierselen, een lap stof en een aantal koperen potten. Een aantal stukken is getaxeerd, een aantal niet. De goederen zijn bij haar tweede huwelijk aangebracht. De inventaris is ingeleverd bij Ellardus, proost van Usquert en pastoor van Middelstum, in welke laatste plaats de aanbrengster Peye Aylirdisma destijds woonde. Een aantal zaken heeft ze af moeten staan, een aantal teruggekregen, al dan niet in geld. De waarde is uitgedrukt in schilden, een destijds gebruikelijke gouden munt. Tekst van de oorkonde ...

Zandeweer en omgeving.Peye
Peye is vermoedelijk geboren op de Eelkemaheerd te Zandeweer. Ze leefde in de 14de eeuw in Hunsingo en Fivelgo, en had familiebanden met diverse hoofdelingen aldaar. Ze was een dochter van Abel Eelkama, die mogelijk hoofdeling te Zandeweer was. Wellicht heeft ze ook nog in Garsthuizen gewoond. Peye is eerst gehuwd geweest met een zekere Ailt/Eilt/Eilert (Aylardus) met wie zij in Farmsum woonde. Na diens dood trouwde ze met Meynko Bernama met wie ze in Holwierde en Middelstum woonde. Meynko stierf waarschijnlijk tussen 1392 en 1397. Na Meynko's overlijden woonde Peye als weduwe in Middelstum. Ze zal gestorven zijn in of voor 1397 en als haar laatste wens is uitgevoerd begraven in het vrouwenklooster Feldwerd/Oldenklooster te Holwierde.

Een aantrekkelijke dame.Peye -ma?
Tot enkele eeuwen geleden waren achternamen in Nederland niet gebruikelijk. Omdat alleen een voornaam voor de herkenning van de persoon vaak niet voldoende was, kwam er een toevoeging die aangaf wie precies bedoeld werd. Deze toevoeging varieerde van regio tot regio. Vaak werd het zogenaamde patroniem toegepast, een aanduiding die op de naam van de vader was gebaseerd. Jan, de zoon van Willem, werd dan Jan Willems. Soms werd de naam van de boerderij/plaats waar men woonde gebruikt, of een aanduiding van een eigenaardigheid of het beroep van de persoon. In Noord-Nederland waren in de 17de en 18de eeuw vaste erfelijke familienamen buiten de steden echter een zeldzaamheid. Bovendien was de overerving van familienamen onregelmatig: in het algemeen kreeg men de familienaam van de vader, maar soms ook die van de moeder of een van de grootouders. Ook kwam het voor dat na een aantal geslachten de familienaam werd gewijzigd of verdween. In de late middeleeuwen treffen we wel vaak toenamen aan, die de vorm van achternamen hebben maar minder constant zijn. Peye heeft diverse achternamen gevoerd: als dochter van Abel Eelkema kon ze het patroniem Ablama gebruiken, zoals in haar testament (ogd0630) staat of de toenaam van haar vader: Eelkema. Maar ook de toenaam van haar tweede man, Bernama (ogd0836), duikt op, zoals ook tegenwoordig nog vrouwen naar hun echtgenoot heten. Ten slotte wordt zij ook wel aangeduid naar een genitief van de voornaam van haar eerste man: Aylardisma(?). Met de variant Alardisma treffen wij haar aan in de hier behandelde akte, ook al is ze dan al gehuwd met haar tweede man. Het gaat hier dan echter ook om goederen uit haar eerste huwelijk.

Een steenhuis (tekening: Jouke Nijman).De Eelkamaheerd
Aan het eind van de 14e eeuw wordt te Zandeweer melding gemaakt van een castrum (steenhuis) op Elecamaheerd, die waarschijnlijk eigendom van Peye was (of wat zij als zodanig beschouwde), tijdens haar eerste huwelijk (ogd0949) en (ogd0952). Zij verhuurt de Eelkamaheerd voor lange tijd, o.a. aan Focco Swarte Necke en zijn vrouw Dotha (ogd0950). Ook wordt Nycolphus als huurder vermeld (ogd0951). Tenslotte waren er twee huurders gelijktijdig: Ypo, die het grote heem huurde, en Abel Clinter die huurder was van het steenhuis en het kleine heem (ogd0954). Daarna horen we niets meer van dit steenhuis en is ook de naam Eelkamaheerd verdwenen. Wel vermeldt het clauwboek van Zandeweer onder de edele heerden van Zandeweer de naam Swarte Neckshuis. Er zou een verband gelegd kunnen worden tussen de Eelkamaheerd en dit Swarte Neckshuis. Van het laatste is de naam echter ook in onbruik geraakt.

Een middeleeuws interieur.De inventaris
Er waren van Peyes eerste huwelijk geen huwelijksvoorwaarden gemaakt, dus was het van belang te weten wat ze precies bezat. Van haar tweede huwelijk zijn wel huwelijksvoorwaarden gemaakt. Het vermoeden bestaat dat Peye geen broers heeft gehad, en geen kinderen. Na de dood van Meynko heeft zij haar roerende goederen aangebracht aan de plebaan van Middelstum, Ellardus. Zo krijgen we een aardig beeld van Peyes bezit: vee, 8 donsbedden, 13 kussens, 2 dekens, een waardevolle omslagdoek, 2 kostbare bag pelan onte clan (waarschijnlijk accessoires behorende bij een bepaald type kledij), 2 gouden ringen, 2 kapmutsen, een gouden bloem met takken (ook een kledingitem), zilveren bedegan, een zilveren snoer, een gordel, 16 el geweven stof, flink wat geld, en 3 koperen potten. De totale waarde van de getaxeerde aanbreng wordt gerekend op 143 schilden. Ze heeft echter niet alles kunnen behouden; sommige goederen zijn haar ontvallen, andere zijn vergoed in geld.

De Friese landen in de middeleeuwen.De taal van de oorkonde
Hunsingo en Fivelgo behoorden in de middeleeuwen tot de zogenaame Friese zeelanden, en waren Friestalig. De overlevering van het geschreven Oudfries begint laat, zo vanaf de 13de eeuw, en dan vrijwel uitsluitend in rechtsteksten. Peye stelde de aanbreng van haar roerende goederen op in deze taal, haar moedertaal. Ellardus, plebaan van Middelstum, voorzag de Oudfriese opgaaf van een ambtelijke verklaring in het Latijn. Van een aantal goederen is geen duidelijke omschrijving te geven, zoals bag pelan onte clan en bedegan (mogelijk: kraaltjes). Verscheidene geleerden hebben zich hier tot recentelijk toe over gebogen, zonder tot een bevredigende uitleg te komen. Deze bijzondere akte geeft inzicht in het Fries zoals dat in de 14de eeuw in Hunsingo gebruikt werd.

Een schrijvende heilige monnik.Ellardus...
De man die de akte opstelde, was plebaan van Middelstum en proost van Usquert. In de Rooms-katholieke kerk is een plebaan een grote titel, maar in dit geval is bedoeld is een geestelijke die de zielzorg van het gewone volk, het plebs, verzorgt, ofwel de pastoor. Een proost is iemand die de leiding had over een proosdij. Een proosdij is een onderverdeling van een aartsdiaconaat. De proosdij Usquert viel onder het aartsdiaconaat Frisia, waarvan de aartsdiaken tevens kanunnik van de Munsterse Dom was. De proosdijen waren belast met de geestelijke rechtspraak en het toezicht op het beheer van kerkengoederen. Ellardus trad dus op als zowel pastoor van Peye en opmaker van haar aanbreng van roerende goederen.

Het zegel van proost Ellardus.Het zegel
Het zegel op Peyes akte is het zegel van de proost van Usquert. Het is een zegel van groene was, met een afbeelding van een schild met sleutel en zwaard omgeven door een decoratieve omlijsting bestaande uit een gecombineerde vijfpas en vierpas. Het zegel heeft als randschrift: S. EILARDI PPOSITI IN VSQVARTH. Het wapen met gekruiste sleutel en zwaard is het wapen van de proosdij van Usquert. Het verwijst naar het patrocinium van de heiligen Petrus (sleutel) en Paulus (zwaard). De kerk van Usquert is gewijd aan Petrus en Paulus, net de dom van Munster. Het is opvallend is dat drie van de zes oudste kerken in Groningen ook Petrus (al dan niet samen met Paulus) als patrocinium hebben: Leens, Usquert en Loppersum. Het zegel is niet met een zegelstaart aan het stuk bevestigd, maar in het papier gedrukt. Het aardige is dat de tekst om het zegel heen is geschreven (het derde pootje van de letter ‘m’ van het woord veram loopt met een naar links buigend boogje om het zegel heen, i.p.v. recht omlaag, zoals bij andere woorden op dezelfde regel. Dit duidt erop dat het zegel eerder moet zijn aangebracht dan de tekst direct daarboven. De inkt van deze tekst oogt ook donkerder dan die van de overige tekst.

Usquert.Usquert
Usquert is een dorp in de gemeente Eemsmond, gelegen ten noorden van de stad Groningen. Het dorp is in de 9de eeuw ontstaan als een radiair wierdedorp, Van oorsprong was het een landbouwnederzetting, hoewel het in later tijden ook als vissersdorp dienst deed. Bij Usquert stond een Johannietercommanderij, voor het eerst vermeld in 1304. De huidige hervormde kerk is in de 11de of 12de eeuw gebouwd als romaanse tufstenen kerk, gewijd aan de apostelen Petrus en Paulus (zie boven). De zendeling Liudger trof hier in de 8de eeuw al een christelijk bedehuis aan. De naam (en schrijfwijze er van) van het dorp doet menig wenkbrauw fronsen. De meest gehoorde interpretatie is dat het een verbastering van Uskes wierde zou zijn, maar andere interpretaties zijn ook mogelijk. In de 9de eeuw wordt het dorp in de levensbeschrijving van Liudger Uuyscuuyrd en Wiscwirt genoemd, in een 10de-eeuwse goederenlijst uit het klooster Fulda Vixvurt. Het huidige Gronings spreekt van Oskerd. De spelling Uskwert of Uskwerd kwam ook voor.

Groninger Archieven, Familiearch. Van Ewsum, inv.nr. 462, reg. 18, 1397De tekst van de oorkonde
Peye heth brocht to Meynka inda sketta were xxxviii skelda. Item viii fether bed,
xiii pelan, ii wreygenga, i reye for xxiiii skilda. Item ii bag pelan onte clan for xxxx skild,
ii guldene rengan, ii huwa, i bloma fon gulde mith tagum, seluerene bedegan and
selueren snor et i gerdel. Item xxvi elna hreyles. Item xxiiii skelda in tha hretha jelde.
Item xvii skeldan in hretha jelda. Item iii eerne pottan. Item hebbath Mynka and hio,
Peie, makad en fowerd, thet thi ther sterth skel ovrum hreka xl skelda.
Inda theze paymente skelma hreka bitalia ende hreknia xxx flemesk for anen skeld.
Hirfon heth hio biifen ende bihalden thene bloma ende tha tagan ende tha bedegan ende tha
ii guldene hrengan. Item tha ena hvwa. Item iiii fetherbed viii scut.
Item v pelan. Item vii skildan inda onte clanvm. Item i litteken biar pot.
En howa mitshio, tha hrekinath hio for vi scyldan and thene gerdel for xviii schildan,
tha snor for tyan skeldan, thet hreyl for v skelde, tha ii potan ther ze myst for iii scheldan.
Summa v stigen scutorum et xxxvj scuta pro Peia absque donacionibus illorum xl scutorum.
.+. Universis Christi fidelibus presencia visuris seu audituris, ego Ellardus, prepositus in Usquarth et plebanus plebanie in Myddelstum,
cupio esse notum, quod Peya Alardisma, pie recordacionis, quondam mea parochyana tempore quo in parochya
mea morabatur, sana mente et corpore, supra scriptam coram me fecit computacionem et protestata fuit
in sua consciencia illam fuisse et esse veram et legitimam atque justam, quod sigilli mei impressione presentibus protestor.

(transcriptie met dank aan drs. A. Popkema)