Godeken Hummelding en Johan ten Broke erkennen aan de proost van St. Pieter te Utrecht een vaste som jaarlijks schuldig te zijn wegens de erfpacht van hun goederen.

Wy, Godeken Hummelding ende Johan ten Broke, tughen ende bekennen openbaerlic vor onss ende vor onse erffghenamen, dat wy sculdich
sint alse van erffpachterff[liken] ende eweliken den proest van sunte Peter tUtrecht tot behoeff sijnre proeffstien uyt den gude toe Hummel
ding twe gude olde conincs [to]rnoyssche grote, ende uyt den gude ten Broke twe gude olde conyngs tornoyssche grote [oft payment, dat daer] guet
vor is, jaerlix [toe betalen opp Alre] Hillighendach yn des vors. proeffstes hoff tot Uffelt in allen vorwarden ende manier[en alse men den
vors.] provest in denselven hoff [erffpacht scul]dich is te betalen. In kennisse deser dinghe hebben wy ghebeden Johanne Wilde[rinc dese
vorwarden] over onss te besegelen tot enen tuge omme ghebreck onser segele opp dese tijt. Ende ic, Johan Wilderinc vors., umme [bede wille
Godekens ende] Johans vors. hebbe desen brieff besegelt mit mynen segele in den jaer onss Heren dusent vierhondert ende vier [des Wonsdaghes
nae] sunte Johannesdach tot myddensomer .

x

x

Fonds	Oorkondenboek Groningen en Drenthe
Nr	1181
Olim	Naar het zeer geschonden origineel in het rijksarchief te Utrecht (Archief van St. Pieter, Inv. no. 993, Reg. no. 728), hoog 9, breed 32,5 cm. Aangevuld uit het afschrift in het register (Inv. no. 973).
Jaar	1404
Datumcode	EpNatJoh

x

x

Commentaar	Het zegel is afgevallen.

x

Materiaal	papier

x

Edities	P.J. Blok e.a., Oorkondenboek van Groningen en Drente, II (Groningen 1899), nr. 1181.