Jodocus Oxius, abt te Rottum en proost te Usquart, Bernardus Buntlage, commandeur van Wijtwert, overste dijkrechters, en de gemene sdijkrechters te Uusquardt vragen steun aan de naburige kerspels voor het verhogen van de dijken zonder dat dit voor hen enige verplichtingen jegens de kerspels met zich meebrengt.

Die gemene Dyckrechten toe Usquartt wunschen oeren nabuircarspelen mitbroderen ende
goeden vrunden saluyt ende dilectie also de olde vrije Vriesen onse voervaderen einen Zeeborch toe bouwen tegen den solten Zee
ende den scharpen hellem sick eendrachtlicken voergenoemen hebben Ende densolvigen (den wy nu de Zeedycken noemen)
ungespaerdes arbeits vulmaeckt ende mit groten vlyte ende uncosten underholden hebben, Waeran principaelycken de Ryck
doemen ende tgehele walvaert der gantzen landen gelegen is. soe sindt desolvige dycken naest 60 ofte 70 Jaren herwaertz
(durch sonderlinge gnade Godes, ende datt de Zeegaten noch enge weren) in teemlicker walstandt verbleven ende met kleinen
arbeit ende uncosten lichtelicken to underholden gewest.Waerdoer dan de Landen marcke;icken geprospereert ende toegenoemen
hebben Dan dwyle (Leyder Godtz) durch dat de eylanden verloren, ende de Zeegaten up dese Landen komende wunderlycke
wijt ende iep worden) de dartlicke erfarunge ons tot onser aller groten schaden geleert heft dat sodanige dycken, waer-
mede men desse Landen biszheer lichtelicken, van den Inloep des solten waters heft coenen befrijen, met genoech synn
den solten Zee ende synen grous[...] [...]ewalt buyten toe keren. Wortet nodich befunden (so verre de Landen beholden
sollen blyven ende wy tot noettruft van ons, ende onse nacoemelingen bewoenen willen, dat men deselvigen Zeedycken
voele hoeger starcker ende dicker sall moeten maecken dan se suszlange gewest sindt Soe ist dat wy undergeschreven
Dyckrechteren ende gemeente van Usquart (hoewell wy wal wieten dat ons de last der voirscr. onser Zeedycken allene
opten halsz licht ende toekumpt) dese onse guide nabuyren vrunden ende metbroederen mitz diesen opt aller frundt
lycxte seer gunstichlick versoecken ende anroepen (dwyle sie durch onse unvermogentheit ofte swackheit der dycken
tot unsen groten leidtwesen mede beschadiget sindt, ende noch ferner konden worden) datt se uns tot reparatie ende
vulmakinge der wechgelopene dycken voer diese eine mael ende wyder neet, einen nabuirlicke handt ende hulpe solden
willen leenen. Dewelcke hulpe wij als einen groten waldaet ende bisonder nabuirlicke vrundtschap, ons to goede
gedaen in groten danck annemen ende hoechwegen willen. Sunder preiuditie nochtans om in toekoemenden tyden
in enige consequentie enichsins toe koenen off toe willen trecken Dan liever uns verbinden so waer ende wanner
wij dyckrechteren ende gemeente van Usquart diese onse nabuircarspeln, enige derglycke handtreickunge, nabuirlicke
vrundtschap offte denste koenen doen Dat wy uns wederomme stedes willich ende bereit sollen vinden laten In
Oerkunde der waerheit dat dit uut bede van uns versocht ende gedaen is, ende ghene consequentie in tokomenden tyden
solde maken hebben wy Jodocus Oxius abt toe Rottum ende Proesst toe Usquart Bernardus Buntlage Commenduyr
toe Wytwert als overste dyckrechtern toe Usquart beyde onse Siegell an dessen brieff gehangen ende den karspelen
toe bewaren overgegeven actum Inden Jaer ons hern duisent vyffhondert acht ende tsoventich den laesten Maij.

x

x

Archief	Groninger Archieven
Fonds	Kloosterarch.
Toegangsnummer	172
Inventarisnr.	291
Regestnr.	1125
Olim	Arch. Klooster Wijtwerd, inv.nr. 27, reg. 164a. Reg. Feith 1578.144.
Jaar	1578
Datumcode	3105

x

x

Commentaar	Met de zegels van Jodocus Oxius en Bernardus Buntlage

x

Materiaal	perkament