Een aangekleed legaat


Groninger Archieven, Arch. Parochiekerken, inv.nr. 100, reg. 687, 26 juli 1522Oorkonde van de maand
Groninger Archieven, Arch. Parochiekerken, inv.nr. 100, reg. 687, 26 juli 1522 (par687).

In deze oorkonde vermaakt Wibbe, vrouw van Lambert Muller, een legaat aan het Onze-Lieve-Vrouwe-ter-Noodaltaar in de Martinikerk te Groningen. Anders dan bij veel andere legaten aan de Martinikerk en haar altaren, worden in dit testament verschillende details vermeld die ons meer leren over de wijze waarop men in de late Middeleeuwen het zieleheil bevorderde. Tekst van de oorkonde ...

Initiaal uit een handschrift van Dantes 'La divina commedia'‘Gesundes lives, gaende ende staende’
Zoals gebruikelijk wordt in het testament benadrukt dat Wibbe de beschikkingen gemaakt heeft met voorbedachten rade en dat zij gezond van lijf en leden is, ‘gaende en staende’. Omdat het testament pas in werking treedt na het overlijden van de schenker en zijzelf op de naleving niet meer kan toezien, is het ter voorkoming van geschillen van groot belang om te benadrukken dat zij nog goed bij haar verstand was toen zij de bepaling maakte. Daarom wordt dat in testamenten, anders dan in andere akten, altijd omstandig vermeld.

Kroning van de Maagd Maria door Giovanni BelliniOnze Lieve Vrouwe ter Nood
In 1500 werd de stad Groningen belegerd door de hertog van Saksen. Ondanks de duizenden kogels en projectielen die de stad in werden geschoten, werd volgens de kroniekschrijvers niemand gedood dan een kip met haar kuikens. Uit dankbaarheid hiervoor werd door een viertal Groninger dames een altaar in de Martinikerk opgericht, gewijd aan Onze Lieve Vrouwe ter Nood, omdat de maagd Maria de stad voor verder onheil gespaard had. Aan dit altaar werden in de jaren daarna vele schenkingen gedaan. Overigens blijkt uit deze oorkonde dat de ‘procuratoerschen’ (voogdessen) van het altaar ook in 1522 nog vrouwen waren; één van de weinige functies die door vrouwen bekleed werd.

Benamingen van geestelijke gewadenGeestelijke gewaden
Bijzonder van dit legaat is dat de goederen en de bestemming van het geld nauwkeurig worden genoemd: Wibbe schenkt haar beste stoelkussen en een rode tabbert om te vermaken tot een kazuifel (een liturgisch opperkleed in een voorgeschreven kleur). Verder geeft zij zoveel geld als nodig is om een kruis te maken (blijkbaar om voor de priester om aan een ketting te dragen), verder een albe (wit koorhemd) en een amict (een linnen halsdoek) die ook bij de standaarduitrusting van een priester hoort.

Een middeleeuwse windmolenEen halve molen
Het legaat bestaat naast de gespecificeerde goederen uit een jaarlijkse rente van 2 Philipsgulden. Als onderpand stelt zij haar halve molen, molenberg, huis en tuinland ten noorden van de stad gelegen. Het gaat daarbij natuurlijk niet om één bepaalde helft van de molen, maar om een molen waarvan zij voor de helft eigenares is. De andere helft is eigendom van de burgemeester Hilbrant Rolteman. De molen lag buiten de Ebbingepoort. Na de zeventiende-eeuwse stadsuitbreiding zijn molen en molenberg verdwenen onder wat nu de Hortusbuurt heet. Gezien de toenaam van haar man ('Muller') betrof dit wellicht de molen die het echtpaar zelf gebruikte.

Een biddende vrouw (15de-eeuws Slowaaks handschrift)Een zelfstandige vrouw
In de late Middeleeuwen konden vrouwen, ook als zij gehuwd waren, zelfstandig over hun goederen beschikken. Wel moest bij testamenten rekening gehouden worden met de belangen van de erfgenamen. Daarom bepaalde Wibbe in deze schenking dat haar man door de voogdessen van het altaar schadeloos gesteld zou worden voor de eenmalige geldschenking die zij in dit testament vermaakte.

Kaarsen‘ene memorie mit een punt wasses’
Onder de bepalingen is opgenomen dat na het overlijden van Wibbe een maandstond gehouden zal worden, een mis ter bevordering van haar zieleheil, een maand na haar overlijden. Vervolgens zal ieder jaar op haar sterfdag een mis gehouden worden en haar graf bezocht ('begaan') worden, waarbij een pond was ter beschikking gesteld wordt voor de kaarsen.

Groninger Archieven, Arch. Parochiekerken, inv.nr. 100, reg. 687, 26 juli 1522 (par687)De tekst van de oorkonde
Wij borgemestere ende raedt in Groningen betuegen mit dessen openen breve dat voir ons is gekomen Wibbe Lambert Mullers huesfrouw ende bekande voir hoer ende hoeren erfgenamen dat se myt voerberaden moede gesundes lives, gaende ende staende in een ewich testament heft upgedragen ende overgegeven den procuratoerschen tot Onser Leven Vrouwen noetz altair in Sunte Mertens karcke tot behoeff des loffs ende oeren nacomelingen twe philippusgulden iaerlike rente jaerlix alse stadtrecht is, t’betalen to boeren uuth hoer halve moele, molenbarge, huese ende tuenlande mit allen oeren tobehoeren, dair de ander halve moele Hilbrant Rolteman van tobehoert; item oer beste stoelkussen ende sanguijnschen tabbert tot enen kasel ende daerto so vele gelden alse tot een cruce to maken, een alve mit de amijte so dairto behoert enen preester mede ten altaren to gane; ende hyrentegen sal Lambert vors. so voele weder hebben ende beholden. Ende desse vors. moele is gelegen buten Ebdingepoerte. Ende hyrvoer na oer doet sullen de vors. procuratoerschen ene maenttides ende daerna alle jaer begaen ene memorie mit een punt wasses alse gewoentlick is in Sunte Mertens karcke. Weert oick sake de vors. memorie also niet geholden en worde, so mach Wibbe vors. ofte oren erfgenamen desse vors. renten weder an sick nemen ende keren de up ene ander stede in Godes ere dair ’t hen gelevet. Sunder argelist. Orkunde wij myt onser stadt segell. Gegeven in den jare ons Heren dusent vijffhundert ende tweendetwintich, dage sancte Anne do Peter Sickinge, Luloff Coenrades, Roleff Huynge ende Clawes Scaffer borgemesteren weren onser stadt.